Buurt

De Ravelijn, een complex van 104 woningen,  werd gebouwd in 1955-1956 en had tot doel de heropvoeding van zwaksociale gezinnen. Een hoefvormige stratenplan omringt een centraal gelegen plein waar aan de zuidkant, maar midden in de wijk, het wijkcentrum De Goede Herder ligt.

Een proefschrift van de sociaal-geograaf H.P.M. Litjens lag in de jaren vijftig aan de basis van het experiment van de woonschool. Litjens inventariseert in zijn proefschrift de asociale en zwaksociale gezinnen in Maastricht. Deze leefden vooral in het Stokstraatkwartier (tegenwoordig de duurste winkelstraat van Maastricht). Met het oog op heropvoeding van deze asociale gezinnen werd in 1955 begonnen met de aanleg van woonschool De Ravelijn. Het complex werd gesitueerd nabij de voormalige vestingwerken de Hoge Fronten, geheel afgezonderd van de buitenwereld.

De woningen werden onderverdeeld in vier categorieën. Deze indeling speelde in op de mate van woonbeschaving van de bewoners. De woningen kregen geen voortuinen, vanwege de verwachting dat deze toch niet werden onderhouden. Gezinnen met een zeer lage woonbeschaving werden rond het wijkplein geplaatst; in de buitenring kwamen de gezinnen met uitzicht op doorstroming  naar 'normale' wijken. Het experiment faalde daarin.

Soortgelijke complexen in Amsterdam en Rotterdam zijn intussen gesloopt. Ook de woonschool in Maastricht was begin jaren tachtig afgeschreven en zou aanvankelijk gesloopt worden. De Ravelijn werd echter een geliefde buurt voor studenten en kunstenaars. Dankzij de inzet van deze bewoners is De Ravelijn behoed voor sloop en opgeknapt. Hierbij zijn de woningen gerenoveerd en voorzien van een gele en geelblauwe kleur; de gele kleur refereert naar de aarde, die op de plek van de Ravelijn vooral uit mergel bestaat en de blauwe kleur naar de lucht. Zo verbinden de huizen de aarde met de lucht volgens de filosofie van Ab König die rond 2000 dit kleurenplan ontwierp.

 

'Dwelling-schools' in the Netherlands 'De Ravelijn' in Maastricht as a last heritage.

In the first half of the 20th century, social downgrading was a big problem in many districts in the major Dutch cities. Besides urban renewal, a sociological solution was attempted. The most antisocial families were selected for re-education in a so-called 'woonschool' (dwelling-school) where they were stimulated 'to learn how to dwell'. Criteria for selection were alcohol abuse, child neglecting, extramarital relations, decline in church attendance, et cetera. During the 1920s Amsterdam ('Zeeburgerdorp' and 'Asterdorp'), Utrecht ('Houtplein') and The Hague ('Zomerhof') realised dwellingschools. Most of them were situated at remote areas near or in the city. Meanwhile new research gave the problem another perspective, a perspective which blamed abnormal behaviour due to a psychological nature. After World War II many cities proceeded to action again. 'De Ravelijn' in Maastricht (1955-1956) is the best example of a dwelling-school created with notice of the newest ideas about re-educating. Nevertheless the projects didn't succeed, the isolation had an opposite effect and didn't lead to social integration. The turning point came in the 1970s. Antisocial behaviour is to be seen as a result of the social structure of society. Instead of 'antisocial' the families are being called 'economical weak'. Most dwelling-schools had already been demolished. 'De Ravelijn' in Maastricht functioned, without success, until 1982. Nowadays its remaining buildings are the last relics of a dwelling-school in the Netherlands.